Bereiding:
Deeg:
Maak de melk lauwwarm. Doe de bloem in een kom. Roer
de gist met een beetje van de lauwwarme melk glad.
Maak in de bloem een kuiltje en giet daarin de aangemaakte
gist. Voeg de boter, ei en suiker toe. Strooi het
zout langs de buitenrand van de bloem.
Voeg de resterende lauwwarme melk in het kuiltje bij
de gist. Meng van uit het midden de gist met de melk
en de bloem. Het zout, wat langs de buitenrand gestrooid
is mag pas als laatste bij de gist komen. Kneed het
deeg tot een samenhangende massa. Als het aan de handen
plakt wat extra bloem gebruiken.
Dek het deeg af en laat het rijzen op een warme plaats,
tot het dubbele volume.
Verwarm de oven voor op 220°
C.
Bestrooi het werkblad met bloem.
Neem stukken deeg en vorm die tot een poppetje. Maak
een lange lap van het deeg. Vorm het hoofd en snij
de zijkanten in voor de armen en de onderkant voor
de benen.
Vet een bakplaat in en leg de figuren er op. Leg ze
niet te dicht bij elkaar, ze rijzen nog. Maak een
kuiltje in de buik en leg daar een ei in. Leg de armpjes
er overheen.
Klop ei los met wat melk en strijk
de figuren er mee af.
Laat ze rijzen tot het deeg dik gezwollen is.
Bak op 220C gedurende 20 minuten
in het midden van de oven. Is het deeg erg dun dan
korter bakken. Voor dikke figuren de baktijd verlengen.
Controleer of ze gaar zijn. Ze moeten bruin zijn,
hol klinken en goed loslaten van de plaat.
Haal ze van de bakplaat af en laat ze op een rooster
afkoelen.