Bereiding:
Doe de bloem in een kom en maak
er een kuiltje in. Roer de gist uit met wat lauwe
melk. Giet de gist in het kuiltje en voeg boter en
ei toe. Dan de rest van het lauw warme vocht.
Strooi het zout langs de buitenrand van de bloem.
Kneed een soepel deeg. Dek het deeg af en laat het
rijzen op een warme plaats tot het dubbele volume.
Maak het gehakt aan met het ei
en paneermeel. Maak het met zout en peper op smaak.
Het gehakt moet stevig zijn zodat er rolletjes van
gemaakt kunnen worden.
Bestrooi het werkblad met bloem en leg het deeg erop.
Kneed het deeg door maar druk niet te hard. Verdeel
het deeg in stukken van ±50 gram. Rol elk deegstukje
uit tot een rond lapje. Rol steeds een andere kant
uit en haal tussen het rollen door het deeg steeds
los van het werkblad. Laat het deeg terugveren, en
druk niet te hard op de deegrol.
Maak van het gehakt rolletjes die korter zijn dan
de deegplakjes. Leg in elk deegplakje een rolletje
gehakt. Sla de zijkanten van het deeg naar binnen
over het gehakt en rol het deeg om het gehakt. Trek
niet aan het deeg en sluit het stevig om het gehakt.
Maak de naden met water nat en druk ze vast.
Vet een bakplaat in. Leg de broodjes op de bakplaat
een stukje van elkaar af, met de sluitnaad onder.
Prik de bovenzijde een paar maal in. Klop ei los met
een beetje melk en strijk de broodjes daar mee af.
Laat ze rijzen tot het deeg dik gezwollen is.
Verwarm de oven voor op 220˚C.
Bak de broodjes op 220˚C gedurende 15 tot 20 minuten
in het midden van de oven. Ze moeten bruin zijn en
stevig aanvoelen. Verleng zonodig de baktijd en zet
de oven op 250˚C.
Eet de broodjes warm of warm ze op.